Een ontmoeting met giraffen aan het Naivashameer
Caroline Langevoord is safarigids, fotograaf, reisleider en auteur van het safariboek Bush Life. Ze woont en werkt sinds 2005 in Oost-Afrika. Vanaf juni 2025 deelt ze maandelijks haar avonturen in de bush met jou, liefhebber van Afrika.
Voorzichtig plaats ik mijn voet in het zand. Ik probeer zo min mogelijk geluid te maken terwijl ik de ranger voor ons volg. Achter mij loopt de groep gasten in een rechte lijn. We maken een wandelsafari bij het Naivashameer, gelegen in de Grote Slenk in Kenia. De lucht is fris, je ruikt het stof van de aarde dat bij elke stap omhoogkomt. Alleen onze ademhaling is te horen, samen met het zachte knisperen van zand en steentjes onder onze schoenen.
Voor ons ligt het meer, een vlakte van zilvergrijs water met hier en daar een groepje pelikanen. Op de achtergrond klinkt het gebrom van nijlpaarden, zwaar en diep, alsof ze tegen elkaar mopperen. Even verderop laat een Afrikaanse zeearend zijn schelle roep horen. Tussen die geluiden door hangt er een merkwaardige rust, een soort rust die je alleen voelt wanneer je te voet door de natuur trekt.
Ik draai me half om en zeg zacht: ‘Voor ons, giraffen.’ We zetten nog een paar stappen en blijven dan staan, op zo’n twintig meter afstand. Daar staan ze: statig en rustig, alsof ze hier de enige bewoners zijn. Hun donkere tong krult behendig om de takken van de acacia’s en stript de bladeren er één voor één vanaf. Je ziet de takken even terugveren wanneer ze de blaadjes in hun bek steken.
Het zijn Rothschildgiraffen, een zeldzame soort die je in dit gebied nog kunt zien. Je herkent ze aan hun lichte poten, alsof ze witte sokken dragen die tot aan hun knieën reiken. Een volwassen vrouwtje en een jong mannetje trekken met hun tong een paar bladeren los en stappen met trage passen naar de volgende tak.
Ik fluister naar de groep zonder de dieren te storen en houd ondertussen mijn blik op de giraffen: ‘Acacia’s hebben een slim verdedigingsmechanisme. Zodra een giraf de bladeren begint te eten, stoot de boom ethyleengas uit. Door dat gas stijgt het tanninegehalte in de bladeren en daardoor worden ze bitter, En het blijft niet bij die ene boom: de wind neemt het gas mee en zo worden ook de buren gewaarschuwd. Die zetten zich alvast schrap en maken hun bladeren onaantrekkelijk.’
Een van de gasten fronst. ‘Dus… bomen praten met elkaar?’
Ik knik. ‘Ja. Alleen gebruiken ze geen woorden, maar geuren. Een onzichtbaar alarm.’
Voor ons eten de giraffen door. Het vrouwtje neemt nog een paar happen, tilt haar kop op en kijkt even de vlakte over. Dan draait ze zich langzaam om en loopt tegen de wind in naar de volgende acacia. Het mannetje volgt haar op een paar passen afstand.
‘Daarom,’ fluister ik, ‘zie je vaak dat giraffen tegen de wind in bewegen. Zo zijn ze de geur een stap voor en vinden ze steeds verse blaadjes. Als ze met de wind mee zouden lopen, zijn de volgende bomen gewaarschuwd en al bitter voordat de giraffen aankomen.’
Het gebrom van de nijlpaarden klinkt nog steeds op de achtergrond, maar de rust overheerst. We kijken nogmaals naar de bomen, achtergelaten alsof er niets is gebeurd. Alleen wij weten dat er in die paar minuten een onzichtbaar signaal is vrijgekomen, een waarschuwing die met de wind meereist.
Iedereen kijkt naar de giraffen, maar het zijn de bomen die het verhaal vertellen.