Vanaf 13 april draait de nieuwe film van Jean van de Velde in de bioscoop. Waar Bram Fischer over gaat, hebben we in de vorige blog Bram Fischer verteld. Nu is het woord aan de regisseur zelf.

 ‘My Sarie Marais is so ver van my hart. Maar ‘k hoop om haar weer te sien. O bring my t’rug na die ou Transvaal. Daar waar my Sarie woon.’

 Ahmed Kathrada, onlangs helaas op 87-jarige leeftijd overleden, en een van de tien tot een levenslange gevangenisstraf veroordeelde ‘terroristen’, zong het voor mij in vlekkeloos Afrikaans in een bijna leeg restaurant op een zaterdagmiddag in Johannesburg. Als een van de twee nog in leven zijnde Rivonia trialists had ik hem begin juni opgezocht om nog zoveel mogelijk details en achtergronden te horen over dat historische proces in 1963/1964, over zijn medestrijders waaronder natuurlijk Nelson Mandela en over Bram Fischer, de advocaat, die het team aanvoerde dat hem en de anderen van de strop moest redden.

Wat deed u die laatste dagen en avonden in uw cel voordat rechter De Wet zijn vonnis ging uitspreken, vroeg ik. ‘Ik zong liedjes, kinderliedjes. In het Afrikaans. De taal van mijn jeugd. Het is zo’n mooie taal.’ De taal van zijn onderdrukkers. De taal van de apartheid. Die Hollandse taal.

De ontmoeting met deze bijzondere man was een van de vele indrukwekkende ontmoetingen die ik heb gehad sinds ik ruim drie jaar geleden begon aan het schrijven, herschrijven en voorbereiden van de film BRAM FISCHER.

Kathrada was destijds de jongste van de veroordeelden, 34 jaar, en hij vertelde mij wat Denis Goldberg en mede-advocaat van Bram Fischer, George Bizos, ook al verteld hadden. Vanaf het moment dat de gearresteerden in de gevangenis voor het eerst elkaar en de al eerder gearresteerde Mandela weer zagen, spraken ze binnen een paar minuten drie dingen af: we nemen de verantwoordelijkheid voor wat we gedaan hebben, we accepteren iedere straf, ook de doodstraf, en we gaan niet in hoger beroep. Let us be defiant!

1963/1964, ik was op dat moment 7 jaar en groeide op in een ander deel van Afrika, Belgisch Congo. Wij vonden apartheid niks. Dat was achterlijk. Bij ons waren er geen bordjes met ‘slegs vir blankes’. Bij ons mochten zwarte mensen wel in hetzelfde zwembad zwemmen. Als ze tenminste de contributie van de club konden betalen …

Toen ik na de films WIT LICHT/SILENT ARMY en HOE DUUR WAS DE SUIKER het script in handen kreeg dat gebaseerd was op het boek The State Versus Nelson Mandela van Joel Joffe, een derde advocaat die eveneens betrokken was bij de verdediging van Nelson Mandela en de trialists, was ik meteen geïnteresseerd. Een voor mij nieuw genre, courtroom-drama, en een bijzondere kijk op het proces dat het startschot had kunnen zijn van een burgeroorlog en een gewelddadige omverwerping van een regime, zoals zich dat in vele andere Afrikaanse landen, waaronder ook Congo, had afgespeeld. Maar hoe interessant ook, het boek en het oorspronkelijke script speelden zich enkel in de rechtszaal af en het bevatte voor mij te veel juridisch-technische kost.

Om meer te weten komen over de achtergronden van het Rivonia proces heb ik talloze boeken gelezen en vele goed gedocumenteerde internetsites van de South Africa History Online bestudeerd en zo kwam er één karakter telkens bovendrijven: Bram Fischer, de leider van het advocatenteam, Deken van de Orde van Advocaten, ‘kroonprins’ uit een fameus Afrikaans geslacht met vaders en opa’s die hoge regeringsposities in wat toen Oranje Vrijstaat heette hadden bekleed. Begaafd rugbyer bovendien die tegen de All Blacks uit Nieuw-Zeeland had gespeeld, wat iets wil zeggen in Zuid-Afrika.

Bram Fischer, een succesvol advocaat, gespecialiseerd in zaken die met ‘mining’ en ‘land’ te maken hadden, wonend in een groot huis, met drie opgroeiende kinderen, gelukkig getrouwd met een sterke en slimme vrouw en in het geheim, in het grote geheim, voorzitter van de verboden communistische partij en nauw betrokken bij het ANC en bij vele ondergrondse activiteiten die tot doel hadden de blanke apartheidsregering omver te werpen en een samenleving te creëren waarbij blank en zwart gelijk werden. Bram Fischer leed een dubbelleven.

Met dat boeiende gegeven als uitgangspunt heb ik het script herschreven en heb ik die bijzondere ontmoetingen gehad met Ahmed Kathrada, George Bizos, de nog levende dochters van Bram Fischer, de kinderen van de Bernsteins en vele anderen. Heb ik details en observaties gehoord over de man Bram Fischer, zijn gezin, het proces, het leven in Zuid-Afrika in die donkere dagen, de Geheime Politie … Details en observaties waarvan slechts een deel in de film is beland. Want eerlijk gezegd: alle ‘trialists’ en alle advocaten zouden een film verdienen. De mate van bezieling, angst, durf, overgave, offerbereidheid, moed en idealisme bij al die mensen is ongekend.

En dan heb ik het niet eens over die ene figurant die ik voor de opnames ontmoette voor de waterboarding-scène anno 1963 (de Zuid-Afrikaanse politie had tijdens een werkbezoek deze methode net geleerd van de Franse politie in Algerije). Ik wilde een oude, fragiele man hebben. Ik legde de scène aan hem uit, hij vroeg wat ik van hem verwachtte, ik stamelde iets onhandigs als: ‘vindt u het niet erg om zoiets te doen’.

Hij keek me aan, glimlachte en vertelde me dat-ie vanwege zijn politieke activiteiten in de jaren ’70 zeven jaar lang in de gevreesde Victor Verster-gevangenis had vastgezeten. Dat-ie wel wat gewend was. ‘Zeven jaar lang en niet één dag dat ik niet geslagen of geschopt ben. Ik ging de gevangenis in met een mond vol sterke tanden. Ze zijn er allemaal uit geslagen.’ Hij glimlachte weer.

Op twee na, dacht ik, twee stompjes zag ik nog in zijn mond. Hij legde uit dat de meeste van zijn vrienden gevlucht waren, maar dat hij altijd het geloof had gehad dat ‘we zouden winnen. En het is mijn land. Ik ga niet weg. Ik hoor hier.’ Ook deze man verdient een film: Moses Raphalanyana.

Waar mogelijk heb ik de authenticiteit van het onderwerp recht proberen te doen, qua taal, qua casting, qua locaties. We hebben in de rechtszaal in Pretoria kunnen draaien waar het proces zich ruim 50 jaar geleden ook werkelijk heeft afgespeeld, in de cellen waar de gevangenen werden vastgehouden tijdens het proces. En we hebben voor het eerst een Zuid-Afrikaanse acteur als Nelson Mandela in een speelfilm gecast.

Met onder meer de Mercedes van Bram Fischer, de gevangeniswagens, het kopieerapparaat, de documenten, de plattegronden, maar natuurlijk ook met de art direction hebben we gepoogd de apartheid-periode tot leven te brengen. Met alle obstakels die het laten herleven van een voorbije tijd met zich meebrengt.

Een grote uitdaging voor dat streven naar authenticiteit was om de enige Nederlandse acteur in de film, Peter Paul Muller Afrikaans en Afrikaans-Engels te laten praten. Ik heb met Peter Paul twee All Stars films en een serie gedraaid. Zijn timing voor comedy ken ik als geen ander. Maar ik heb hem vroeger vaak genoeg op het toneel gezien om te weten dat er ook een mooie, serene ernst in hem schuilt. Vanaf dag één stond hij bovenaan op mijn lijstje, en toen we het gevoel hadden dat de financiering rond zou komen, heb ik hem begin vorig jaar gevraagd of hij de rol van Bram Fischer wilde spelen. Met als enige echte voorwaarde: leer de taal spreken. Een voorwaarde waar Peter Paul geen enkele moeite mee had, sterker nog, hij nam de uitdaging nog een stapje verder aan dan ik verwacht had. Drie dialogue coaches hebben hem al die maanden onder handen genomen: eerst in Nederland, later kwam Peter Paul weken eerder naar Johannesburg om eindeloze sessies te hebben en tijdens de opnames was het iedere dag op de set opnieuw raak. En dan moet je soms in de montage ook nog om technische redenen sommige zinnen dubben, en ook daar was er weer die coach en die hang naar perfectie bij Peter Paul.

Het maken van de film was een feest en een bijzondere ervaring. Tijdens de openingsborrel van de film memoreerde ik in mijn toespraakje voor de crew een bericht dat ik een paar dagen eerder op het internet had gelezen: dat er jaarlijks zo’n 40 mensen sterven bij het maken van een selfie, en dat dat aantal groeiende is. Mensen die hun leven riskeren om anderen een mooi beeld van zichzelf te presenteren?!…

De hoofdrolspelers van mijn film konden niet verder van dit fenomeen af staan. Bram Fischer, Molly Fischer, Nelson Mandela, Ahmed Kathrada, Joel Joffe, Walter Sisulu, George Bizos, Govan Mbeki, de Bernsteins, de Hepples, Mlangenis en ook de bijna tandeloze figurant Moses Raphalanyana niet. Zijn verdwenen tanden zijn z’n ‘selfie’. Niet om zichzelf mooier te maken, maar om anderen gelukkiger te maken. Wij staan allemaal op de schouders van al die mensen vóór ons, die hun hart, hun ziel, hun zaligheid en in vele gevallen hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid en gelijkheid.

Ik ben blij dat ik de film BRAM FISCHER heb mogen maken.

jean1